Procesvertegenwoordiging voor gerechten in Duitsland

In Duitsland wordt een burgerlijke procedure bij de bevoegde rechtbank ingeleid door het indienen van een exploot. Zodra de eiser het voorschot voor de gerechtskosten in overeenstemming met de “Gerichtskostengesetz” [Duitse wet op de gerechtskosten] heeft betaald, betekent de rechtbank het exploot aan de verwerende partijen.

Na betekening krijgt de verwerende partij de mogelijkheid om binnen de twee weken mede te delen of ze van plan is zich tegen de eis te verdedigen. Gebeurt dit niet, dan kan er in een schriftelijke procedure een vonnis bij verstek gewezen worden, waartegen echter nog verzet mogelijk is.

Voor de „Landgerichten“ is men verplicht een advocaat aan te stellen, zodat deze verklaring enkel door een in Duitsland erkende advocaat rechtsgeldig afgelegd kan worden. Bij het indienen van het exploot resp. de afgifte van de verklaring van verweer, dient de zogenaamde “Verfahrensgebühr” [vergoeding voor proceshandelingen voorafgaand aan de terechtzitting] betaald te worden.

Middels een eerste beschikking roept de rechtbank de verwerende partij vervolgens op om binnen een daaropvolgende termijn van meestal twee, soms ook vier weken, een standpunt in te nemen ten aanzien van het gedinginleidende exploot van de eiser. Deze termijn kan doorgaans probleemloos eenmaal verlengd worden. De weerlegging van de eis wordt aan de eisende partij overgemaakt met het verzoek om een standpunt in te nemen. In deze fase van de procedure bepaalt de rechtbank dan doorgaans een zitting voor de “Güteverhandlung” [verzoeningszitting] en de mondelinge behandeling. Op dat ogenblik dient de zogenaamde „Terminsgebühr” [vergoeding voor procesvertegenwoordiging bij zittingen] van de advocaten betaald te worden.
Voor Duitse rechtbanken wordt in de burgerlijke procedure niet meer gepleit. Voor de rechter (het college van rechters) vindt een rechtsgesprek plaats. Overeenkomstig§ 278 „ZPO“ [Duits wetboek van burgerlijke rechtsvordering] heeft de rechter de taak om de mogelijkheid van een oplossing in der minne met de partijen te bespreken. De rechter vat de feiten samen en geeft een eerste voorlopige juridische inschatting, die de basis vormt voor de schikkingsgesprekken. Daarbij is het de taak van de advocaten om de positie van hun cliënt zo goed mogelijk te verdedigen en om op de respectieve argumenten van de tegenpartij en van de rechtbank te reageren. Statistisch gezien wordt het merendeel van de gevallen op de eerste mondelinge behandeling naar een minnelijke regeling toegeleid. Men mag daarbij evenwel niet uit het oog verliezen dat de rechter een eigen belang heeft bij de vlotte afhandeling van een rechtsgeding zonder langdurige bewijsgaring of de opmaak van een vonnis. Wordt er een schikking getroffen, dan krijgt de advocaat naast de bovengenoemde vergoedingen ook een zogenaamde “Einigungsgebühr” [vergoeding voor een schikking] en betaalt de rechtbank twee derde van de vooraf betaalde gerechtskosten aan de eiser terug.
Indien er in de zaak geen schikking bereikt kan worden, gaat het gerecht onmiddellijk over tot de mondelinge behandeling en bepaalt het een datum voor de uitspraak van de beslissing. Dit kan ofwel een vonnis zijn, indien de zaak in staat van wijzen is, ofwel vaardigt de rechtbank een beschikking uit tot het aanbrengen van bijkomend bewijsmateriaal of tot het stellen van bijkomende onderzoeksverrichtingen, indien er nog behoefte bestaat aan opheldering.

De rechtbank correspondeert uitsluitend met de advocaten en betekent ook de beslissingen aan hen. De termijnen voor het aanwenden van rechtsmiddelen gaan in op de dag van de betekening van de beslissing aan de advocaat. Een hoger beroep dient binnen de maand na betekening van het vonnis ingesteld te worden en binnen de daaropvolgende maand gemotiveerd te worden. Deze tweede termijn mag eenmalig met één maand verlengd worden zonder toestemming van de advocaat van de tegenpartij. Het is belangrijk om te weten dat in het Duitse burgerlijk procesrecht er in tweede aanleg geen nieuwe feiten aangebracht mogen worden, met uitzondering van feiten die in eerste aanleg niet aangevoerd konden worden zonder dat men hieraan schuld heeft. Ook bestaat er slechts een beperkte mogelijkheid om de evaluatie van bewijsmateriaal van de eerste rechtbank , waaraan een zogenaamd feitenrechterprivilege toegekend wordt, aan te vechten. Enkel wanneer denkregels, ervaringsregels en beginselen van de logica geschonden worden, kan de beroepsrechtbank haar evaluatie van het bewijsmateriaal in de plaats stellen van die van de eerste rechtbank of de zaak ernaar terugverwijzen.

De erelonen in hoger beroep liggen ongeveer 30% hoger dan de tarieven in eerste aanleg, indien er op grond van de “Rechtsanwaltsvergütungsgesetz” afgerekend wordt.

De partij die het rechtsgeding wint, kan, indien ze de eiseres was, de vergoeding van de gemaakte gerechtskosten en van de kosten van haar advocaat op basis van de “Rechtsanwaltsvergütungsgesetz” terugvorderen. Dit betekent voor de partij die het rechtsgeding verliest dat ze de kosten van de andere partij volledig dient te dragen. Het is dan ook belangrijk dat, wanneer men de cliënt adviseert over de vooruitzichten voor het resultaat van een gerechtelijke procedure, er op het algehele procesrisico van de eerste en tweede aanleg gewezen wordt. Bij gedeeltelijke winst/verlies worden de kosten pro rata berekend. De kosten worden na afsluiting van de procedure opgesomd in een afzonderlijk kostenbepalingsbesluit, waarin tot vergoeding van die kosten opgeroepen wordt.

Contact

Guido ImfeldRechtsanwalt/Avocat/Advocaat